03/07/2007

Wvi-studie : 20% onbebouwde percelen in handen van overheid

Om het toekomstig woonbeleid in Vlaanderen te kunnen voorbereiden, en hieromtrent een zinvolle discussie te voeren is het belangrijk zich te baseren op de juiste cijfers. Daarom organiseerde wvi dit voorjaar een onderzoek naar onbebouwde bouwgrond in 12 steden en gemeenten van haar werkingsgebied : de 7 arrondissementssteden (Brugge-Oostende-Roeselare-Veurne-Diksmuide-Ieper enTielt) én 5 kleinere gemeenten (Lo-Reninge-Moorslede-Oostkamp-Oostrozebeke en Wervik).

Wvi ontwikkelde hiervoor een eigen methodiek : op basis van de kadastrale gegevens van 2006 is eerst een inventaris opgemaakt van individuele onbebouwde percelen in woongebieden. In die totaliteit zijn dan enkel die stukken weerhouden met een minimumoppervlakte van 0,5ha (=ongeveer 10 kavels en dus verkavelbaar). Deze resultaten zijn dan door iedere individuele gemeente gecontroleerd en bijgestuurd op basis van de in de gemeente geldende beleidsopties die eerder in bijzondere plannen van aanleg of gemeentelijk ruimtelijke structuurplannen werden vastgelegd. Deze feedback van de gemeenten geeft de onderzoeksresultaten een extra meerwaarde en zorgt zeker voor nog nauwkeuriger en werkelijkheidsgetrouw cijfermateriaal.

Het saldo aan grotere (>1/2 ha) onbebouwde percelen bedraagt bijna 780ha. Blijkt dat 77% van die oppervlakte in handen is van privé-eigenaars. Slechts 23% is in eigendom van de ‘overheid'; dat percentage is drie keer lager dan de eerdere inschatting door o.m. vzw Vlaams Overleg Ruimtelijke Ordening en Huisvesting. Van die 23% onbebouwde oppervlakte in eigendom van de overheid situeert de helft zich bij de sociale huisvestingsmaatschappijen, 5% is in eigendom van de gemeenten, 3% in eigendom van wvi, en de resterende 3% in eigendom van OCMW, kerkfabrieken en anderen (vb De Lijn). Gemiddeld is dus 10% in eigendom van gemeenten, de intercommunale wvi, het OCMW en de kerkfabrieken samen! Aangezien het de opdracht is van zowel sociale huisvestingmaatschappijen als van wvi om de gronden (zo snel mogelijk) te ontwikkelen is het aandeel potentieel slapende gronden bij de overheid maximaal 8%. Uiteraard zijn er lokale verschillen maar die hebben in hoofdzaak te maken hebben met het aandeel van de huisvestingsmaatschappijen.

Om tot een gefundeerd debat over betaalbaar wonen te kunnen komen, pleit wvi ervoor om de eigenaarsklassen, of minstens het onderscheid privé/overheid alsnog als parameter op te nemen in de nieuwe gemeentelijke IOP's (Inventaris Onbebouwde Percelen). Deze moeten door alle Vlaamse gemeenten in de loop van dit jaar nog worden opgemaakt.