28/11/2024

WVI maakt bermbeheerplan voor Zedelgem

Anders maaien door de klimaatverandering

Fleurige en kleurige bermen zijn niet alleen een lust voor het oog, ze vormen ook een geschikte habitat voor dieren en planten. Voor Zedelgem maakte WVI een bermbeheerplan op, zodat de gemeente haar wegbermen optimaal kan beheren en meteen ook de biodiversiteit kan versterken.

Een bermbeheerplan bevat een ecologische typering en beheeradvies per wegberm, met aandacht voor fauna en flora. Eerst worden alle wegbermen – in de vier deelgemeenten die Zedelgem omvat ging het om 221 km – te voet bemonsterd, zodat we ze kunnen inventariseren en ecologisch kunnen typeren. Op basis van die typering kennen we de berm een ecologisch beheeradvies toe. Dat verwerken we in een overzichtelijk rapport met kaarten en tabellen, zodat de bermen vlot kunnen worden beheerd. 

 

Ecologisch bermbeheer werkt

Zedelgem voert al jarenlang een bermbeheer gebaseerd op het Bermbesluit (1984), dat richtlijnen bevat om de biodiversiteit op bermen te vrijwaren of te verhogen. Zo omvat het bermbeheer in Zedelgem twee maaibeurten per jaar en wordt het maaisel ook consequent afgevoerd. Het nieuwe bermbeheerplan dat WVI heeft opgemaakt betekende dus zeker geen tabula rasa voor de gemeentelijke beheerpraktijk: het ging veeleer over een bijsturing, op basis van knelpunten die tijdens een monitoring werden vastgesteld. 

Het consequente ecologische bermbeheer heeft veel positieve resultaten opgeleverd: een hoge soortenrijkdom, met in de bermen die de gemeente beheert nog 11 soorten die op de Rode Lijst van met uitsterven bedreigde soorten staan. Bijna 60 procent van de bermen is beplant met bomen – grotendeels inheemse soorten, wat positief is voor de ermee samenhangende bio - diversiteit van de fauna. Ook de variatie in vegetatietypes is aanzienlijk. De zeldzame schrale bodems verdienen een voorkeursbehandeling, omdat Rode Lijstsoorten vaak daar voorkomen. Tijdens de planteninventarisatie werden ook 194 verschillende diersoorten genoteerd – het reële aantal soorten ligt ongetwijfeld veel hoger. Opvallend is ook dat veel plantensoorten die aantrekkelijk zijn voor de fauna geen twee keer per jaar worden gemaaid, zodat ze langer kunnen bloeien. Dat geldt met name voor oeverplanten.

 

Te vroeg maaien is nefast

Er werden ook knelpunten vastgesteld. Zo blijken de bestekken voor het beheer geen differentiatie in maaitijdstippen te bevatten. In sommige bermen werden ook ingezaaide – voor een groot deel niet streekeigen – soorten aangetroffen. Met staalafnames hebben we de invloed van de klimaatverandering op het bloeitijdstip van de bermflora nagegaan. De klassieke tweede maaibeurt half september, zo blijkt, komt eigenlijk een maand te vroeg: zowat een derde van de planten is op dat moment nog niet uitgebloeid. Te vroeg maaien is dan nefast voor de fauna die van de bloeiende planten afhangt. Het nieuwe bermbeheer moet daarop inspelen. 

Andere knelpunten hebben te maken met de aangelanden. Zo blijken ze heel wat bermen na de eerste maaibeurt lokaal nog een keertje te maaien. Ze laten het maaisel dan vaak liggen, zodat het als onnodige bemesting werkt. Ook gebruiken ze weleens herbiciden of ploegen bermen om. Sommigen onderhouden bermen als gazon, verharden ze, bedekken ze met kiezel of lozen vuil water in de gracht.

 

Verschuivingen in maaidata

Het nieuwe maaibeheer speelt op die knelpunten in. De belangrijkste wijzigingen zijn verschuivingen in maaidata. Die zijn enerzijds gericht op specifieke soortensamenstellingen, anderzijds hangen ze samen met het veranderend klimaat. We reiken ook adviezen aan die het best worden opgenomen in de bestekken voor het bermbeheer en geven mogelijkheden aan om bermen verder te monitoren. Ten slotte geven we aan hoe de gemeente aangelanden kan sensibiliseren om zorgvuldiger met bermen om te gaan.

 

Arnout Zwaenepoel
Arnout Zwaenepoel
expert natuur, bos, landschap en groen